top of page

Taal

Op deze pagina vind je taaltips voor je eindwerk, paper of geïntegreerde proef. In deze werkstukken wil je je beste beentje voorzetten. Net zoals je op de presentatie van je eindwerk goed voor de dag wil komen door je netjes te kleden en verzorgd te spreken, wil je ook op papier een goede indruk nalaten door verzorgd te schrijven.  

​

De tips die je op deze pagina vindt, gaan niet enkel over grammaticale, syntactische of lexicale fouten, maar ook over stilistische pijnpunten. 

​

​

​

​

register

Je hanteert een heldere, neutrale taal. Vermijd zowel informele, spreektalige constructies als overdreven formele academische formuleringen. Zoek de gulden middenweg op tussen beide.

​

​

​

​

persoonlijke taal

Spreek de lezer niet aan en vermijd persoonlijke constructies zoveel je kan. In veel academische domeinen worden de ik en de wij-vorm (pluralis majestatis) niet (meer) aanvaard. Veel hangt echter af van de context. Zo zijn de ik en de wij-vorm bijvoorbeeld wel te verkiezen in het woord vooraf.  Bij twijfel vraag je aan je promotor of co-promotor in welke persoon je best schrijft. Moet je om gelijke welke reden toch de ik of de wij-vorm hanteren in je eindwerk, dan is het belangrijk dat je consequent bent: gebruik steeds dezelfde optie. De veiligste optie echter zijn onpersoonlijke onderwerpen als 'dit onderzoek', 'dit eindwerk' of 'deze tekst'.

​

​

​

In mijn eindwerk ga ik het hebben over ...

​

​

Dit eindwerk behandelt... 

Dit eindwerk bekijkt...

Dit eindwerk focust op...

Dit eindwerk richt zich op...

Dit eindwerk geeft een overzicht van ...

Dit eindwerk biedt een analyse van...

​

​

Er zijn nog andere manieren om persoonlijke constructies te vermijden. Zo kan je gebruik maken van passieve constructies. Wees hier echter voorzichtig mee: passieve constructies maken je zinsbouw zwaarder en stroever. Je mag passieve constructies gebruiken als de context daarom vraagt, maar dat mag niet je eerste en enige toeverlaat zijn.  

 

Een andere manier om persoonlijke constructies te vermijden is het onpersoonlijke voornaamwoord 'men'. Ook met men-constructies moet je voorzichtig omspringen; ze maken je tekst zwaar en klinken archaïsch.

​

Zoals steeds geldt dat een rijke, gevarieerde schrijfstijl de vlotst leesbare teksten oplevert.

​

​

​

​

vaktaal

Je mag vaktaal of jargon gebruiken - sterker nog: het is vaak onvermijdelijk - maar houd steeds je lezer in gedachten. Overdreven gebruik van vaktaal komt de leesbaarheid van je tekst niet ten goede. Uiteraard zal niet elk woord in je eindwerk of paper transparant zijn voor leken, maar je tekst onnodig complex maken laat geen goede indruk na. 

​

Exotische technische termen die weinig tot niet voorkomen in het Nederlands kan je de eerste keer dat je ze gebruikt in je tekst cursief zetten. Vooral bij ontleende (technische) termen is dit gebruikelijk. Gebruik je de term nog een keer in een volgende zin of paragraaf, dan hoef je hem niet meer te cursiveren.

​

​

​

​

overbodige woorden

"Schrijven is schrappen", luidt Elsschots stelregel. Kan je je boodschap eenvoudiger en eleganter verwoorden, dan doe je dat. Schrap overbodige woorden. Vermijd nietszeggende hulpwerkwoorden en voorkom dat je in herhaling valt door steeds dezelfde signaal- of verbindingswoorden te gebruiken.

​

​

​

Wij gaan dus onderzoeken welke bestanddelen tanderosie veroorzaken.

​

​

 

Deze paper onderzoekt welke bestanddelen tanderosie veroorzaken.

​

​

​

Het hulpwerkwoord "gaan" en het voegwoord "dus" dragen hier niets bij. Deze woorden kan je dus schrappen.

​

​

​

​

werkwoordsvormen

Gebruik steeds de eenvoudigste werkwoordstijd. Schrijf dus in de onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t.) en niet in de verleden of toekomende tijd, tenzij de context daarom vraagt. Je kan zelfs gebeurtenissen uit het verleden in de onvoltooid tegenwoordige tijd beschrijven als je een historische episode levendiger of actiever wil voorstellen. Die techniek wordt historisch praesens genoemd.

​

Wees spaarzaam met passieve werkwoordsvormen. Ze kunnen handig zijn om je zin onpersoonlijk te maken, maar ze maken je tekst stroever en zwaarder. Vaak zijn er geschikte alternatieven te vinden.

​

Schrap overbodige hulpwerkwoorden. Als je bij het herlezen van je tekst merkt dat je veel overbodige hulpwerkwoorden gebruikt zoals gaan en zullen, dan is het een goed idee om die systematisch te schrappen.

​

klare structuur

Een klare structuur begint bij een goed plan. Schets de structuur van je tekst voor je begint te schrijven zodat je weet waar je naartoe wil. Structureer je gedachtegang en maak je onderverdeling in alinea's of paragrafen. 

​

 

Wil je in een hoofdstuk vier factoren bespreken van een bepaald proces, dan kan je in een eerste, inleidende alinea uitleggen wat je precies wil doen. In de vier daaropvolgende alinea's bespreek je telkens een factor. 

​

 

Vervolgens is het belangrijk dat je je alinea's als het ware aan mekaar lijmt. Hiervoor kan je onder meer overgangszinnen gebruiken. Hieronder vind je enkele voorbeelden van overgangszinnen die je kan gebruiken op het einde van de eerste alinea uit het (fictieve) hoofdstukje hierboven.

​

​

​Er zijn vier factoren die proces X beïnvloeden.

Wat zijn nu precies de vier factoren die proces X beïnvloeden? (= retorische vraag)

Hieronder volgt een overzicht van de vier factoren die proces X beïnvloeden.

​

​

Verbindingswoorden of signaalwoorden zorgen voor een betere structuur binnen een alinea. Er zijn verschillende soorten verbindingswoorden. Zo heb je woorden die tijd- (bv. eerst, vervolgens, daarna, tenslotte) en plaatsaanduidingen (bv. hier, daar, waarin, waarop) verhelderen, maar ook woorden die een tegenstelling (bv. maar, echter, immers, toch, desondanks), een opsomming (bv. ten eerste, ten tweede), een voorwaarde (bv. als, mits, indien), een voorbeeld (bv. ter illustratie), een vergelijking (bv. als, zoals), een conclusie (bv. concluderend, samengevat, kortom), een verklaring of een reden (bv. want, omdat, doordat, te wijten aan) signaleren.

​

​

De laatste decennia is het aantal paarden in Vlaanderen sterk toegenomen. Land- en tuinbouwgronden worden bijvoorbeeld vaker gebruikt voor recreatieve en professionele paardenhouderij. Planologen spreken daarom van de verpaarding van het platteland. Verpaarding kan positieve economische gevolgen hebben, maar leidt er dikwijls toe dat het landschap een rommelige aanblik krijgt. Bovendien kan het fenomeen een bedreiging vormen voor de professionele land- en tuinbouw.

​

​

Naast verbindingswoorden dragen ook verwijswoorden (bv. hij, zij, het, hun, hen, die, dat, daar, waar) bij aan een goede tekststuctuur. Verwijswoorden verwijzen terug naar iets wat eerder vernoemd is of verwijzen vooruit naar iets wat kort daarna vernoemd wordt. Als verwijswoorden goed gebruikt worden, dan verminderen ze herhalingen in je tekst. Worden ze slecht gebruikt, dan is het niet meer duidelijk naar welk woord (= antecedent) ze verwijzen. Strikt genomen gebruik je die en dat om terug te verwijzen en deze en dit om vooruit te verwijzen.

​

Signaalwoorden en verwijswoorden zijn onmisbaar voor een goede tekststructuur, maar gebruik je ze te veel, dan bereiken ze het omgekeerde effect en worden ze hinderlijk.

​

​

​

​

vage taal

Verwoord zo kernachtig mogelijk je boodschap. Gebruik dus precieze, directe woorden en vermijd vage taal.

​

​

sommige, enkele, bepaalde

nogal, vrij veel/weinig, enigszins

mogelijk, misschien, eventueel 

​

​

​

​

naamwoordstijl

Naamwoordstijl wordt gekenmerkt door een veelvuldig gebruik van nominalisaties, naamwoorden die (in dit geval) afgeleid zijn van werkwoorden. Nominalisaties zijn deel van onze taal; je mag ze dus gebruiken, maar niet te vaak. In de meeste gevallen kan je zinnen die geschreven zijn in een naamwoordstijl gemakkelijk aanpassen door het naamwoord weer te veranderen in een actief werkwoord.

​

​

Het bepalen van de baan van de bal gaat via de formules van de schuine worp.

​

​

​

De baan van de bal kan bepaald worden met de formule van de schuine worp.

De formule van de schuin worp bepaalt de baan van de bal.

Met de formule van de schuine worp kan je de baan van de bal bepalen.

​

​

Merk op dat de eerste goede zin een passieve zin is en dat je beter niet te vaak passieve zinnen gebruikt.

Merk op dat de laatste goede zin het persoonlijk voornaamwoord je bevat. In veel wetenschappelijke disciplines vermijd je dergelijke persoonlijke constructies beter. 

​

​

​

​

afkortingen & symbolen 

Afkortingen en symbolen zijn efficiënt voor de schrijver van de tekst, maar ze komen de leesbaarheid van de tekst niet ten goede. Spring daarom spaarzaam om met symbolen en afkortingen: als je slechts enkele lettertekens kan winnen, schrijf je het woord of de woordgroep voluit. Verzin geen nieuwe afkortingen; gebruik enkel de afkortingen en symbolen die je in het woordenboek terugvindt.

​

Wanneer je een niet-algemeen bekende afkorting introduceert in je tekst, schrijf je het woord of de woordgroep de eerste keer voluit en voeg je de afkorting toe tussen haakjes. Daarna kan je verwijzen naar het woord of de woordgroep met de afkorting.

​

Voor wetenschappelijke en technische eenheden en grootheden gebruik je uiteraard de correcte symbolen en afkortingen.

​

​

​

​

tangconstructies

Zinnen bevatten een tangconstructie als twee woorden die grammaticaal bij mekaar horen ver uit mekaar geplaatst worden. Tangconstructies worden beschouwd als syntactische fouten.

​

​

De motor drijft de twee remdrukpompjes die boven op het motorblok gemonteerd zijn, aan.

​

​

​

De motor drijft de twee remdrukpompjes aan die boven op het motorblok gemonteerd zijn.

​

​

​

​

​

leestekens

Informatie over het gebruik van leestekens vind je hier. Hieronder vind je enkel tips in verband met het gebruik van leestekens.

 

 

  • Uitroeptekens gebruik je om pakweg woede, irritatie of vreugde uit te drukken, of om aan te geven dat iets geroepen wordt. Wetenschappelijke teksten horen echter objectief te zijn. Daarom gebruik je beter zo weinig mogelijk uitroeptekens in je eindwerk, paper of geïntegreerde proef.

 

  • Een komma is geen punt. Een komma geeft een pauze aan in je zin en verduidelijkt je structuur. Je zet een komma tussen twee persoonsvormen en je kan een bijzin van een hoofdzin scheiden met een komma. Een zin sluit je echter af met een punt. Hoofdzinnen met een komma verbinden doe je best niet te vaak.

 

​

​

​

bronnen

Vind je het antwoord op je vraag niet op deze pagina, raadpleeg dan onderstaande website.

​

​

vlaanderen.be/taaladvies/taaladviezen

taaladvies.net

​

​

Voor spelproblemen raadpleeg je best de onlineversie van het Groene Boekje.

​

​

woordenlijst.org

​

​

Het Instituut voor Levende Talen van de KU Leuven ontwierp een webtool die je tekst screent op veelvoorkomende taalproblemen. Die tool vind je via onderstaande link.

​

​

schrijfassistent Nederlands

​

register
vaktaal
lege woorden
persoonlijke taal
werkwoordsvormen
klare structuur
vage taal
naamwoorstijl
afkortingen & symbolen
bronnen
tangconstructies
leestekens
Logo-Sila_wit.png
bottom of page